Wij zíjn Geloof en Hoop,
wij zíjn LIEFDE.
Wij dienden ‘t slechts nog uit te pakken.
Johanna Amse
Synchronizing site - platform for Crystal Thinking
Ik was er om al die hoge ENERGIE van Toon wat te verzachten en aan te sluiten op het hart.
Nog niet zolang geleden stelde ik mezelf de vraag: “Wie ben ik?”
En toen kwam er dit, toen ik mijn oren goed te Luisteren legde.
Zie het weer als een schilderijtje, en als een illustratie van waar het in de cursussen om gaat,
en wat we in ons onderweg zoal kunnen tegenkomen.
aug. 2013
Mij werd de naam Johanna Amse gegeven,
bij mijn geboorte, nu 55 jaar geleden.
En daags weet ik me nu meer,
een waardig draagster van mijn naam.
Alsof ik mijn naam ten volle uit zou vullen,
en er op een dag zou voor gaan staan.
Zonder welke schaamte dan ook nog of achterhouding,
van welke soort dan ook.
Vanuit Openheid zou ik in de wereld zijn.
En zo was het bedoeld, ooit, in een véél veel verder weg
Verleden.
Ik was met de macht van ‘t woord geboren.
En dat werd me lang niet altijd in dank afgenomen.
Ik stond een beetje als ‘ongewenst’ te boek.
Daar waar ‘t mijn diepste zijn betrof.
Op één of andere manier zat men daar niet op te wachten,
of was men er niet van gediend.
Van mijn daarzijn, als diepste wezen.
Het wende nooit echt, maar ik schikte me, naar vermogen, altijd in
mijn lot.
Maar na 55 jaar vond ik het welletjes, en probeerde nogmaals,
vanuit mijn niet gewenst zijn, op te staan.
Als diepste wezen.
‘t Allerdiepste, wat in me was.
En ik wist dat ik spoedig nu verrijzen zou, en mijn plaats zou innemen,
in ‘t aardse
van vandaag de dag.
‘t Was alsof wij allemaal naar dit moment hadden uitgekeken.
En ikzelf niet in de laatste plaats.
Ik verheugde mij erop om deel te nemen, spoedig, in ‘t aardse,
in ‘t alleraardse Debat.
Dat gaande was, en maar niet leek op te schieten en vooruit te komen.
Niet werkelijk, niet in de Werkelijke zin des woords.
Ergens ontbrak het in ‘t debat, aan ware macht.
Aan de Macht van de woorden.
Als gingen de woorden niet genoeg gestoeld op iets,
als waren de woorden niet diep genoeg geplant
in ‘t Aardse.
En glipte er her en der, heel hopeloos, de worteltjes weer uit.
En zakten de debatten in, als krachteloze hapjes.
‘t Was alsof de woorden niet langer functioneerden
en niet voldoende rek nog hadden om de Kar nog op te Krikken
en in de richting te krijgen van vooruitgang.
Vooruitgang in de oorspronkelijke betekenis van ‘t woord.
‘t Zou lichter op de aarde worden.
Aan zoveel viel nu echt niet langer nog te twijfelen.
En wij verlangden overal nu naar de Woordenpomp,
om de woorden ermee op te blazen, en te Vullen,
zodat ze de debatten konden verlevendigen.
En vlak voor dat en net op tijd, gelukkig!,
vlak voordat het te laat zou zijn.
Alles had z’n tijd.
Precies de tijd die ervoor stond.
En voor ‘t bijvullen van de woorden was nu de Tijd gekomen.
Wij konden nog lang niet op onze Lauweren gaan rusten.
Er was een hele hoop te Doen.
En wij staken vlijtig allemaal de handen nu uit de mouwen.
Uit de zielsmouwen.
Die hadden we eerst maar eens op ‘t droge.
De ziel.
En de rest zou nu vanzelf haast komen.
Onze allereerste Schrede was gezet.
En dieper en dieper zakten wij nu,
tot in ons diepste Wezen.
En wij vroegen ons, waarom we dat niet eerder hadden
gedaan.
En wij zouden al onze Schouders er nu onder zetten.
Onder de ietwat verlepte aarde,
en wij Tilden haar,
naar een heerlijk riekend
en zo ook ogende Planeet.
Ik werd steeds minder angstig dat mijn kop eraf zou gaan,
zodra ik begon te zeggen.
Ik was ervoor gekomen,
om te Zeggen.
En zo zou ik het doen.
Ik begreep steeds beter, dat het de ESSENTIE was,
die door me Sprak.
Door Johanna Amse.
En ik was benieuwd,
wanneer de anderen,
de ESSENTIE gingen
Horen.
Woorden zouden weer geladen worden,
geladen met Geestigheid.
En meer Aantrekkingskracht erdoor verwerven.
Nodig om ’t Nieuwe naar ons toe te trekken.
Via de wetten van aantrekkende Werking.
Woorden zouden weer magnetisch zijn
en Magisch.
Als taaldocent spreker en schrijver zou ik mijn woorden
maximaal verspreiden en mijn boodschap in de wereld brengen.
Maria Piotrovskaja zou me ontvangen,
in laatste instantie.
En gelijk was daar,
de Pijn van het gemis.
’t Was bij mij bij de ontvangst ergens misgelopen.
Of heel goed fout.
Gelijk al bij ’t op aarde komen.
Of wellicht al veel veel eerder.
Als stond ’t woord Afgewezen, als een heel groot Stempel
op mijn voorhoofd.
Voor deze mevrouw ging men beter een straatje om.
En zo ging men, in mijn beleven, altijd maar die straatjes
om, onmiddellijk eigenlijk
als ik weer trachtte om uit mijn schulp te kruipen.
’t Was beter om mij te negeren.
Om één of andere, voor mij, wel heel erg duistere reden.
Je zag het altijd aan de oogopslag, van anderen.
Dan gingen, klap, de luikjes dicht, van de oogopslag,
en voelde ik me weer,
als genegeerd geweigerd, en chronisch buiten de deur gelaten.
Van een ieder zohaast om me heen.
Als was dat iets om niet aan te ontkomen.
Als was dat zoiets als,
mijn levens Lot.
Totdat daar Maria was.
Maria.
Ik kon altijd mijn Verheuging erover nog niet op.
Dat ik haar gevonden had.
Op een dag.
Het was de dag van het begin van mijn algehele Bevrijding.
Met de nadruk op het woord algeheel.
Mijn ziel zou erdoor spontaan en als gewichtloos weer door
het Ruim zwermen.
En de toegang zou ik erdoor verkrijgen, weer tot de BRON.
Waar ik vanaf dan, geen dag meer mijn oor níet aan te
Luisteren legde.
Maar gelukkig was de tijd voor de essentie nu gekomen,
om Geboren te worden,
in mij en in ons allen,
en in haar volste Glorie.
Wij konden nog erg veel van haar SUPPORT verwachten.
En ’t was precies wat of we Nodig hadden,
in this very Moment,
of Human History.
de Opdracht
Ik zou een Oproep
doen aan de mensen,
om te versnellen,
te Versnellen,
om onze ziel te
vrijwaren van haar
ballast,
en om de collectieve
drek van onze ESSENTIE
af te werpen.
There’s
the essence,
which urgently
wants
to be
BORN.
Hoe
Prachtig
zou
het
zijn
als
wij
allen
Instrumenten
werden
Resonerend,
in
het
UNIVERSUM.
En wij maakten gebruik nu van de Macht van het woord
om onze Wereld ermee aan te trekken.
En wij waren blij dat wij ons vocabulaire zo hadden uitgezuiverd.
En alles nog precies op tijd.
Wij wilden er toch geen flard van missen,
van de hele Nieuwe Show.
Wij waren er allemaal nu toe in staat om ons Zelf,
te ont-vangen,
in de RUIMTE
die wij ervoor geschapen hadden
in ons zelf.
Wij gingen grote
Tijden tegemoet
en tot de tanden
waren wij Gewapend.
Met ’t allerstevigste bestandeel.
Wij zouden anderen ont- vangen en de RUIMTE bieden,
om te volgen en Vooruit te komen.
Wij waren ervoor op aarde gekomen.
En overal regende het nu Handreikingen, van de één aan de ander,
en van de ander aan de één.
Wij waren nu echt, een heel stuk Onderweg.
En op een dag kon ik me heel goed vinden, in ‘t predikaat van
lichtwerker.
Lichtwerker.
Dat ik daar niet eerder op gekomen was.
And so be it.
I was ready,
to get the Job.
Voor zover ik er niet al lang mee was Begonnen.
.. Het ultieme ant-woord was gevonden.
En
de woorden
Splijtten
en
er
was
Licht.
En wij waren blij dat
de ESSENTIE
zich nu
onder ons
had geschaard
in ons
en voor
ons allen.
Wij tuimelden
nu echt niet
meer
in gekkigheid
en in
de val
van
godsdientige
verstrikking
En de
materie
zou steeds
dunner
worden,
dunner
en
Dunner,
totdat
de ESSENTIE
er strakblauw
doorheen
SCHEEN
En de taal
had spoedig nu ook
haar tijd gehad.
En wij zouden
verder Varen,
op de Kracht
van de Gedachten.
Alsof ‘t ooit
anders was
geweest.
Mijn werk
zou altijd
de Vreugde
van de ontdekking
in zich
dragen
en nooit
al langer
in de
vitrine
staan.
Ik was in staat nu, om recht door ‘t dak van de tweeheid
heen te Kijken.
En ‘t werd er alsmaar spannender van.
Altijd gespannt op wat er nu weer komen ging,
en wat of ik nu weer ging ont-dekken.
Alles zou zo bloot als ‘t kon, voor me komen te staan.
Zodat ik het kon ZIEN.
Het ontbloten der dingen werd één van mijn favoriete werkzaamheden.
Zolang was alles maar bedekt gebleven,
en ondergemoffeld dan niet weggeschoven.
Het werd tijd dat er van alles aan ‘t LICHT kwam.
Er even aan voorbij zou schuiven, om te worden doorgelicht.
Klopte het nog, met de Tijd waarnaar we onderweg waren,
of behoorde ‘t nog tot ‘t oude,
tot de oude tijd, of, verouderde tijd?
De tijd die in haar voegen kraakte, in zekere zin.
Een heleboel zou aan de kaak worden gesteld.
De hele Nieuwe Kaak, zeg maar.
Als toetssteen.
Alles zou onderworpen worden aan een gronding Onderzoek.
En de eerste Bewegingen daarvan waren al voelbaar,
veelal in onze onderbuik.
De eerste schopjes, of trapjes, van de Eenheid,
die in ons GEBOREN wilde worden.
In ons en in de aarde,
en niets of niemand,
daarin uitgesloten.
Voor zoiets moest ik nu gaan staan.
En daar was trouwens wel lef voor nodig.
Gezien mijn afgewezen Geschiedenis.
Maar ik nam ‘t risico.
Nu wel, vooral nu,
in this very Moment,
of Human History,
waarbij ‘t op Knappen staat
voor zover ik het voel,
in de mensheid zowel als
in de aarde.
De ESSENTIE had ‘t waarlijk op haar Heupen gekregen.
En vesnelde haar Pas.
Zij zou voor donker nog bij ons Aanschuiven, en niets,
weerhield haar daarvan.
En we begonnen overal te rennen en te stuiven,
om toch maar vooral voor donker binnen te zijn,
om aan te schuiven,
aan ‘t wel heel heerlijk geurende Banket.
Wij zaten daar, allemaal met enorm gespitste Oren.
Zo had ‘t gestaan op de Uitnodiging,
als dress code.
En overbodig was het niet,
want je diende altijd tussen de regels door te Horen.
Bewustwording
was een
woord
dat
ontzettend
hoog
in ‘t
Vaandel
zou komen
te
staan.
Patriarchale
programmering
af-Schudden
Leren,
wat
je
hebt
afgeleerd.
Zo ging
het gerucht,
in wat
ons
stond
te doen,
wilden
wij
Voorwaarts
ons
bewegen.
Naar mijn idee was er een apart soort Leraar in me opgestaan.
Er viel voor mij echt niet meer aan te ontkomen.
Zo had het ooit een keer, ergens,
in de Sterren
al gestaan.
Dit is mijn manier om GOD de wereld in te laten Stromen.
Ik had er waarlijk alle RUIMTE voor gemaakt.
Ik was ermee tot Spreekbuis van de Witte Broederschap
geworden.
Die Babbelden nu lekker via mij, zoals zij BABBELDEN via
vele Anderen, en toenemend in aantal,
alsmaar toenemend.
Het waren de BABBELTJES die we nodig hadden, in deze,
zeg maar, ondervoedde Tijd.
Maar her en der zag je de Buikjes groeien,
en weldra was er geen Buik meer waar je niet de Eenheid door naar
buiten Klimmen zag.
Eenheid, Eenheid,
Eenheid ‘s ENERGIE.
‘t Was spoedig wat de Klok zou Slaan,
en nergens zag je nog,
geen Openspattende BUIKJES.
‘t Werd er al met al een hele Dolle PRET van,
als je ‘t op een bepaalde manier kon Zien.
‘t Was de PRET waar je wat mee kon,
‘t was de PRET van de Tijd die Komen ging.
Wij zouden allemaal tot Spreekbuis worden,
en helemaal niemand uitgezonderd,
Spreekbuizen van de Witte Broederschap.
Die wilden eindelijk nu wel eens hun ZEGJE Zeggen.
Ze hadden ‘t niet voor niets zo ontzettend lang voor ons
Bewaard.
Wij zouden ons hele systeem ervoor gaan Openzetten,
om de Berichten van de Broederschap te Horen.
Dat waren wij inmiddels wel aan hen Verplicht.
Daar waar wij ‘t niet meer zagen Zitten,
daar hadden zij heus wel iets voor ons in Petto.
Zo waren ze wel.
‘t Waren de Beroerdsten niet, de Witte Broeders,
of welk woord je er ook aan geven wilde,
aan de Eenheid, aan de Eenheid ‘s ENERGIE.
En dat is wat we nodig hebben,
Brandstof, pour la moto die piepte in haar voegen,
BRANDSTOF,
om de Kar weer mee Vooruit te Trekken,
en op Gang.
Rusten is Roesten, zeggen ze wel,
je moest je motortje niet al te lang en ongebruikt,
in de garage laten staan.
Ter Heling nog een Ode,
aan mij en aan ons allen.
En wij begonnen
nu
overal
onze
ENERGIE
aan te
Wenden
en te
Gebruiken,
voor ‘t
hele
Goede
DOEL.
Wij konden
ons
geen
stilstand
nog
langer
Permitteren.
Ik wikkelde woorden graag als badhanddoeken
om me heen.
Des couches très réconfortantes.
Behaaglijkheid.
Het was de Sfeer waar we op aanstuurden.
De sfeer, van zacht Aardigheid.
En wij
pakten
allemaal
nu
schielijk,
een pen
een kwast
of
wat ook,
om te
Zeggen
wat
onze
Ziel
te zeggen
had.